Diane wie? U mag kiezen

 

Welk verhaal zullen we nu eens vertellen over de fotograaf Diane Arbus? Er zijn er velen, moet u weten. Hier volgt een keuzemenu.

Wilt u: de romantische versie, waarin een doodongelukkige vrouw van gegoede komaf zich na een verwoestende liefde middels haar camera opwerpt als beschermvrouwe van alle gekken, dwazen en misvormden die het New York van de jaren zestig kende? Kies dan 1. Wilt u: de exploitatieversie, waarin een koude reclamefotograaf zich ontpopt tot een uitgekookte voyeur die schaamteloos misbruik maakt van wederom alle gekken, dwazen en misvormden uit het New York van de jaren zestig? Kies dan 2.

Of wilt u: de psychologiserende versie, waarin een Joodse, getroebleerde jonge vrouw met haar camera als communicatiemiddel aansluiting en troost zoekt bij hen die Anders, Subversiever en Abjecter zijn dan zijzelf, en uiteindelijk wanhopig zelfmoord pleegt? Kies dan 3.

Maar veruit de beste optie is deze. Verkeert u in de gelukkige omstandigheid dat u feitelijk niet veel weet van het leven van Diane Arbus (1923-1971), houd dat dan zo. En bezoek haar grote overzichtstentoonstelling in Foam, Amsterdam, die werd samengesteld door het Parijse museum Jeu de Paume onder het toeziend oog van de Diane Arbus Estate. Onbevangen, onbevooroordeeld, onbesmet – dat is hoe ze u hier het liefste hebben.

Diane Arbus (1923-1971) is namelijk niet zomaar een fotograaf. Ze is één van de bekendste fotografen van de vorige eeuw. Een fenomeen. Vanwege haar werk natuurlijk: die heldere, onverbloemde zwart-wit portretten van onbekende en vaak vreemd uitziende New Yorkers, die in de jaren zestig en zeventig voor opschudding zorgden. Omdat ze zo anders waren (rauwer, directer, alledaagser, enger ook) dan de romantische en symbolische fotografie zoals die werd gepropageerd door bijvoorbeeld de reizende en honingzoete jarenvijftigtentoonstelling The Familiy of Man van Edward Steichen.

Denk aan het verontrustende beeld van het spastisch uitziende jongetje met de speelgoedhandgranaat. De enge eeneiige tweelingzusjes die wat uitstraling betreft elkaars tegenpolen lijken te zijn. Of de angstaanjagend grote man, de reus Eddie Carmel, die met gebogen hoofd in de hoek van een kamer staat, naast zijn piepkleine ouders die enigszins vervreemd naar hem opkijken. Heb je ze eenmaal gezien, dan vergeet je ze niet meer. Het zijn beelden die zich hebben vastgeklonken in het collectieve geheugen en deel zijn gaan uitmaken van de beeldcultuur.

 

Child with Toy Hand Grenade in Central Park, 1962

 

 

Identical twins, Roselle, N.J., 1967

 

 

The Jewish Giant, taken at Home with His Parents in the Bronx, 1970

Maar Diane Arbus is ook een fenomeen vanwege haar leven, dat tragisch eindigde in 1972. Haar leven en zelfverkozen dood spraken dusdanig tot ieders verbeelding, dat Arbus uitgroeide tot een soort legende. Over geen enkele andere fotograaf werden zoveel boeken geschreven (het laatste dateert uit het begin van dit jaar), op geen enkele werden zoveel psychologiserende theorieën losgelaten.

Diane Arbus: vrouw zonder eigen persoonlijkheid, zoekend naar die van een ander. Diane Arbus: vrouw met een seksprobleem, ze zou met al haar dwergen, reuzen en degenslikkers het bed zijn ingedoken. Diane Arbus: de vrouw in wier werk haar zelfmoord al werd aangekondigd, kijk maar hoe duister en occult het is.

Al die denkbeelden en hypotheses kunnen een onbevangen kijk op haar oeuvre in de weg staan. En daarmee wilde de Diane Arbus Estate, de stichting die onder leiding staat van Arbus’ dochter Doon en het erfgoed van de fotograaf zwijgzaam en met aan totalitarisme grenzende strengheid bewaakt, nu eens korte metten maken. Op dit laatste overzicht gaat het dus in de eerste plaats om de foto’s. Om dat wat je zíet, niet om dat wat je wéét.

De beelddichtheid is dan ook groot (er hangen 200 werken, waaronder een paar onbekende) en de informatie schaars. Pas aan het eind van de expositie mogen bezoekers zich laven aan teksten, kattenbelletjes en dagboekfragmenten in een speciaal ingericht studiecentrum. Laat de foto’s voor zichzelf spreken, dat is de boodschap.

Zal dat werken? We zullen zien.

 

Daar zijn ze dan: de foto’s, de originelen. Ingelijst, klein en mooi uitgelicht aan de muur, zonder poespas. Daar is het jonge gezin uit Brooklyn met het gehandicapte zoontje. Daar het ‘gemengde’ stel op een bankje in het park, hij zwart, zij wit en zwanger. De hermafrodiet in een nachtclub, de ene kant van het lijf behaard, de andere spiegelglad. Op zijn behaarde been ligt de trouwe kop van een doezelend hondje. Het is prachtig om ze in het echt en in zulke groten getale bij elkaar te zien.

 

A young Brooklyn family going for a Sunday outing, N.Y.C. 1966

 

 

Young Man and His Pregnant Wife in Washington Square Park, 1965

 

 

Hermaphrodite and Dog in a Carnival Trailer, Maryland, 1970

 

Tijd om de onbevooroordeelde blik in stelling te brengen. Uitgaande van de foto’s, en van de foto’s alleen, zou je het volgende kunnen concluderen: Diane (spreek uit: die-jen) Arbus had een manier van fotograferen die de kijker actief betrekt bij degenen die ze portretteerde. Dat gebeurt ook nu nog, zo’n vijftig jaar nadat de foto’s werden gemaakt.

Ze kijken je recht aan, zonder bij wijze van spreken met hun ogen te knipperen. Of ze nu poedelnaakt poseren of in negligé op bed zitten, uitgedost zijn voor een feest of in hun alledaagse kloffie door het park slenteren, boos de lens in kijken of juist breed lachen (dat laatste komt trouwens niet vaak voor) – de mensen die Diane Arbus fotografeerde vragen, zelden bedeesd of aarzelend, om een reactie. Ze zoeken contact en lijken onbevreesd voor het oordeel.

Hun gezichten zijn sterk uitgelicht. Soms vullen die gezichten het vierkante kader van de foto (Arbus fotografeerde vanaf de jaren zestig met een Rolleiflex, een camera waar ze van bovenaf inkeek) helemaal op. Soms nam de fotograaf een deel van de omgeving mee, een kamer, een stuk straat, een circustent. Maar altijd gaat het om de mensen, meestal gesitueerd in het midden van de foto, die alle blikken naar zich toe zuigen en die van de kijker lijken te verwachten dat hij directe iets van ze vindt.

 

Woman with Veil on Fifth Avenue, NYC, 1968

 

Daar hoeven ze doorgaans niet lang op te wachten. Kijk nou naar die halfnaakte Mexicaanse dwerg op zijn hotelbed, een fles drank op het tafeltje naast hem. Klein als hij is, heeft hij je in een paar seconden gevloerd. In eerste instantie moet je een beetje om hem gniffelen, om die mini Don Juan met zijn scheve hoedje. Maar dan zie je die blik, die zelfverzekerde, ja zelfs enigszins hautaine, blik – en je lach verstomt.

 

Mexican Dwarf in his hotel room in N.Y.C., 1970

 

Je eigen blik begint ongemakkelijk over het beeld te fladderen: van zijn naakte torso naar de handdoek op zijn benen, en van die handdoek terug naar zijn gezicht. Zit die man je nou uit te lachen? Ja verdraaid, dat zit hij. Maar ‘erger’ nog: zit hij je niet ook gewoon te – ja echt, jazeker, je wordt hier ter plekke versierd door een klein mens met het ego van een reus. Als iemand hier een slachtoffer is van zijn eigen situatie, dan toch niet hij, die Mexicaanse reuzendwerg uit 1970.

Het is de grote verdienste van deze overzichtstentoonstelling dat het hier niet alleen om dit soort foto’s gaat. Beter gezegd: dat het niet alleen gaat om de freaks, om die afwijkende mensen die Diane Arbus wereldwijde bekendheid gaven, de travestieten, transseksuelen, hermafrodieten, degenslikkers, bodybuilders, mensen met het syndroom van Down, en van top tot teen getatoeëerde circusmedewerkers.

Wie oplet, ziet dat het niet alleen de zonderlingen zijn die ongemak oproepen. Ook de ‘gewone’ mensen, de zogenaamde non-freaks, zien er op Arbus’ foto’s vaak gek en onappetijtelijk uit. Glimmend en was-achtig vanwege haar felle flits, en soms ronduit lelijk, omdat hun mond net scheef staat, hun ogen net dichtgaan of omdat ze gewoon een seconde lang super chagrijnig keken.

 

Mother holding her child, N.J., 1967

 

 

Patriotic young man with a flag, 1967

 

Echt mooi is niemand op haar portretten. Wat heet. Zelfs baby’s komen er bij haar niet goed vanaf. Kwijlende, huilende monsters zijn. En de patriottische jongeman met vlag, die Arbus in 1967 vastlegde, is zelfs ronduit lelijk, niet vanwege zijn hevige acne, maar vanwege de hardheid van zijn ingeflitste gezicht en zijn bijna psychopatische blik – een momentopname wellicht, maar wel een die voor altijd blijft.

Waarom deed Diane Arbus dat? De gevaarlijke vraag is eruit voor je het weet. Natuurlijk: samen met William Klein en Robert Frank wilde ze, zoals al eerder gezegd, een tegenwicht bieden aan de na-oorlogse Amerikaanse roze-brillenblik in de fotografie. Ze wilde de grootstedelijke middenklasse, die zich in de jaren zestig met beide billen net lekker had genesteld in haar de eigen tevredenheid, wakker schudden. En dat lukte ook.

Maar kijkend naar Arbus’ ongemakkelijke foto’s kun je niet anders dan constateren dat er ook iets anders aan haar werk ten grondslag moet liggen. Misantropie wellicht? Of op zijn minst een extreme behoefte aan het ontluisteren van de medemens? Maar hoe verklaar je dan weer de veel zachtere foto’s die ze vlak voor haar dood, in 1970 en 1971, nam van mensen met het syndroom van Down? Untitled heet die serie, en ze toont bijna lieflijke taferelen van onschuldig spelende mensen op een grasveld, met veel grijstinten en meestal zonder flits genomen, waardoor ze minder scherp zijn dan je van Arbus’ foto’s gewend bent.

 

Untitled, 1970

 

 

Untitled, 1970

 

 

Untitled, 1970

 

Ze zijn verwarrend, eigenlijk nog verwarrender dan haar eerdere werk, omdat ze voor Arbus’ doen te romantisch zijn. Je krijgt het gevoel dat fotograaf met die stijl de gemoedstoestand van die gehandicapte mensen wilde ‘vertalen’ en de kijker het gevoel wil geven dat het eigenlijk heel fijn is om zo, kwijlend en dansend, van niets te weten. Wat een verschil met die zelfbewuste Mexicaanse dwerg.

Waarom – dat zou je dus wel eens willen weten. De tentoonstelling geeft geen antwoord. [WEG: catalogus] Het studiecentrum aan het eind is een door de Diane Arbus Estate gecontroleerde omgeving waar alleen de door haar goedgekeurde boeken over het werk van de fotograaf te zien zijn. En die bestaan vooral uit – verrassing! – Arbus’ foto’s of geheel uit door haar zelfgeschreven teksten. Die verduidelijken natuurlijk wel wat. Maar vaak ook zijn ze zo cryptisch – ‘Een foto is een geheim over een geheim. Hoe meer hij je vertelt, des te minder je weet’ – dat je niet goed weet wat je ermee moet.

Tot op zekere hoogte is de discrete en terughoudende opstelling begrijpelijk van een stichting (en vooral van een dochter) die zich de afgelopen jaren geconfronteerd zag met de meest drakerige biografieën en films over Diane Arbus. Voorlopig hoogte-, dan wel dieptepunt, is het ‘fictieve portret’ Fur uit 2006, waarin Nicole Kidman op larmoyante wijze gestalte geeft aan een seksueel verwarde fotograaf die haar heil zoekt bij een geheimzinnig langharig dinges (Robert Downey Jr. in een hondenkostuum). Dit soort uitwassen leidde ertoe dat zelfs serieuze kunsthistorici, zoals vorig jaar nog professor Frederick Gross van de Universiteit van Savannah die Diane Arbus in zijn nieuwste boek, heel legitiem, in de context van haar tijd plaatst, van het Estate geen toestemming meer krijgen om haar foto’s te gebruiken in hun studies.

 

I rest my case

 

Maar afgezien daarvan is het de vraag of het zin heeft om dit werk zo fanatiek af te schermen van elke vorm van interpretatie, terwijl iedereen die de foto’s bekijkt kan zien dat je er met kijken alleen, hoe nuttig ook, niet komt. Deze foto’s doen zo onbekommerd een beroep op het ongemak van het publiek, en geven, vanuit zichzelf, bovendien aan dusdanig verankerd te zijn met de persoon die ze maakte, dat je makkelijk kunt beweren: aan alleen formele eigenschappen van de beelden heb je niet genoeg. Je hebt meer informatie nodig, informatie die antwoord kan geven op de vraag waarom. Waarom werden deze foto’s gemaakt?

Krijg je dat antwoord niet, dan ben je soms gedwongen om je heil te zoeken bij sterrenwichelaars, helderzienden en psychotherapeuten. Er zijn er genoeg. Kiest u maar.

 

Diane Arbus. Tot en met 13 januari in Foam, Amsterdam

Dit stuk verscheen op 26 oktober in de Volkskrant.

 

 

 

 

Het jongetje met de speelgoedhandgranaat uit 1962 is een van de bekendste foto’s van Diane Arbus. Kijk dat malle, stakerige kind daar staan, de mond bevroren in een idiote grimas, armen en handen verkrampt als waren ze spastisch. De plastic handgranaat die hij vasthoudt lijkt akelig echt. Dit is geen kind, dit is een tijdbom. Wie alleen dit beeld kent, moet eens kijken op internet, waar nog meer foto’s uit deze serie te vinden zijn. Dan zie je dat dit enge jongetje eigenlijk een heel normaal jongetje is. Maar Arbus koos uiteindelijk het moment waarop hij op zijn gekst was. (zie: iconicphotos.wordpress.com/2009/08/12/boy-with-toy-handgranate)

 

Contactafdrukken van Boy with Toy Hand Grenade in Central Park, 1962

 

1 thoughts on “Diane wie? U mag kiezen

Plaats een reactie